donderdag 22 januari 2015

Hawaïaanse heuprokjes en Thaise tempels



Eilandjes van rust zijn het. Pal in het centrum gelegen dichtbij potentiële tempelbezoekers. Waar in een kolkende samenleving stilstand achteruitgang betekent. Waar auto’s en motorfietsen voorbijrazen. Waar groepjes kinderen zich joelend schoolwaarts begeven. Waar het handeldrijvend gild zich geen rust gunt vooraleer alle koopwaar aan de man is gebracht. Waar dronkaards hun dagen zin geven door het gezinsbudget te verbrassen. Daar, vooral daar vind je de Thaise tempels. In Chiang Kham, provincie Phayao is dit niet anders.

In het prille begin, toen ik nog een groentje was, een onbeschreven blad, een leek in de Thailandkundologie, waren tempelbezoeken een verplicht nummertje. Gelegenheidstoeristen zullen dit op dezelfde wijze ervaren.

“Nee, weeral een tempel en we hebben er vandaag al drie bezocht!”, hoorde ik ooit een Franse toeriste uitroepen die uit een touringbus stapte aan de Wat Phra Sing in Chiangmai. Reisagentschappen begrijpen niet dat dit voor de meeste westerse toeristen een ware beproeving is. Dat zijn onze kathedralen trouwens ook voor de doorsnee Japanner of Chinees op bezoek in Europa.

het boeddhabeeld bleef minzaam kijken

Maar doorsnee zijn gastauteurs van Dick’s blog natuurlijk niet. En gezien dit mijn verhaal is ga ik het vooral over mezelf hebben. Kort samengevat: mijn oorspronkelijk houding ten opzichte van thaise tempels is drastisch gewijzigd. “O ja, verklaar”, hoor ik u denken.
Meestal vergezelde ik Siriwan die een monnik wilde opzoeken om raad te vragen of zo. Het gebeurde ook wel dat ze een gift deed. Dat kon een sommetje geld zijn of een mand met etenswaren. Ik nam dan naast haar plaats en imiteerde haar handelingen. Op de knieën vooroverbuigend met de handen uitgestrekt, drie maal en dan werd de schaal met de gift aan de monnik aangeboden. Dan schakelden we over in een zijdelingse zithouding en luisterden naar de gebeden. Die gebeden duurden altijd te lang. Ik smeekte dan in stilte dat hij er eindelijk mee zou ophouden, het had nu wel lang genoeg geduurd. De bloedtoevoer naar een been was inmiddels afgesneden, ik kreeg een stekende pijnscheut ter hoogte van mijn heupgewricht, mijn lage rugpijn stak de kop weer op….  Smeekbeden in het Nederlands, ook al zijn ze oprecht worden blijkbaar niet begrepen in het plaatselijke tempelmilieu. De boeddhabeelden op de achtergrond bleven minzaam en vriendelijk kijken, dat wel, maar de monnik ging onverstoord door. Na deze marteling, die ik evenwel doorstond zonder bekentenissen af te leggen, kroop ik recht. Kruipen is hier inderdaad het juiste werkwoord want van elegant rechtveren was geen sprake meer en kreunen trachtte ik geluidloos en binnensmonds te doen.

Beelde ik het me in of merkte ik enig sarcasme in de blik van de monnik?

Dergelijke tempelbezoeken heb ik vrij lang met beperkt gemor doorstaan.




Doch langzaam begon ik een strategie te ontwikkelen in het ontlopen van deze marteling. “Ga jij alvast maar naar binnen schat ik kom zo”. Dan ging ik de tempeltuin grondig verkennen zoals dat heet. Diegenen onder jullie die tempeltuinen frequenteren zullen het met mij eens zijn. Ze zijn meestal goed verzorgd, de hegjes geschoren,  de grasparkjes kort gehouden, nauwelijks dorre bladeren. Ik heb nog steeds geen idee of dit gebeurt door devote parochianen,  toegewijde monniken of gedrilde novicen in opleiding. 
Het viel me vrij snel op dat er een zekere filosofie moest schuilen achter de aanplantingen. 

Welke bomen,  struiken staan vrijwel altijd op het lijstje van elke tempeltuinontwerper? 
Vandaag wil ik het hebben over de frangipani. 



"die horen thuis bij tempels,  in eigen tuin brengen ze ongeluk"


De plumeria of  frangipani (lilawadie in het thais) Vind ik persoonlijk een vrij lelijke struik met kale (een groot deel van het jaar vrijwel bladloos),  grijsachtige,  knobbelige stam en zijtakken. Heeft iets kandelaarachtigs...  maar de bloemen, de bloemen dames  en heren,  Oh die bloemen zijn betoverend mooi!  


Iedereen kent ze,  u vast ook wel.   In reclamespotjes die een paradijselijke tropensfeer willen oproepen met Hawaïaanse schonen die verleidelijke heupwiegdansjes uitvoeren.  Dan prijkt er,  daar kan u gif op nemen,  een frangipanibloem  achter een lieflijk oor.  Aha,  u heeft dit nooit opgemerkt! Dan verdenk ik u ervan een ander soort natuurliefhebber te zijn.  Dan hebt u gebiologeerd,  sommigen gehypnotiseerd,  zitten kijken naar het licht welvende buikje boven het strooien heuprokje en enkel oog gehad voor de rest van de fijne vleeswaren. 

Ikzelf daarentegen,  denk ik mij toch te kunnen herinneren, spurtte dan als een wervelwind naar de bibliotheek om mij te verdiepen in botanische naslagwerken. 
Toen ik Siriwan voorstelde enkele plumerias in onze eigen tuin aan te planten vond ze dit allerminst een goed idee.  Die horen thuis bij tempels,  in de eigen tuin brengen ze ongeluk. 
Daar had je het weer het alomtegenwoordige,  schijnbaar onuitroeibaar bijgeloof.  En inderdaad las ik ergens dat de plumeria (meer dan 300 variëteiten)  ook de Temple tree wordt genoemd. Verder vernam ik dat men niet enkel Lilawadie gebruikt als thaise benaming maar ook "ton lanthom". Het woord "ranthom" betekent zoveel als "kwelling,  lijden".  Dichtbij een tempel,  ingebed in de heilige sfeer van monnikengebeden en - gezang worden zulke gekwelde struiken vast wel bevrijd van hun lijden. 
Volgens het lokale bijgeloof in de regio Zuid-Oost Azië zijn Plumeria schuilplaatsen van geesten en demonen.  Meer nog,  de geur wordt in Malaysia geassocieerd met 
de vampier Pontianak (ik ken hem niet persoonlijk). 


 : ze behoren tot de familie der apocynaceae,  en nu komt het de MAAGDENPALMACHTIGEN.  U begrijpt dat je als thaise monnik niet beter omringd kan zijn. 

De Latijnse benaming Plumeria werd gegeven ter ere van de Franse botanicus Charles Plumier. Frangipani is de naam van een Italiaanse markies uit de 17de eeuw. Hij was vooral geinteresseerd in de geurstoffen die plumeriasoorten plegen af te scheiden. 
Dat brengt me op het idee om het later eens uitvoerig te hebben over tropische planten en bloemen met geurtjes... en  de basis vormen van de parfumindustrie. 
Maar eerst volgen er nog twee uit het tempeltuinassortiment: een religieuze ficus en een kanonballenboom. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten