donderdag 29 januari 2015

ontdek je plekje, de thaise tempeltuin deel 2


met een kanonskogel op de foto


Ik kreeg onlangs het bezoek van een goede vriend uit Belgenland. Een minzaam en tolerant man, iemand die nu al evenveel liefde koestert voor Thailand als ik. Zulke gasten wil je als gastheer de mooiste plekjes van je thuisregio laten zien. Er was echter te weinig tijd. Dus geen bergwandelingen, jungletochten, watervallen of het lokale Thai Leu handicraftcenter, wegens onmogelijk gezien het tijdsbestek. Dan moet je keuzes maken. Dan is het wachten op die geniale inval. Nu, meestal blijft het inderdaad ook enkel beperkt tot wachten. Maar die zondagochtend vonden de juiste zenuwverbindingen plaats onder mijn schedeldak. Ik besloot hem naar plekken te brengen die belangrijk zouden worden voor dit verhaal.

Hij nam, ondanks 95 kilo lichaamsgewicht (droog afgetrainde spiermassa), gezwind plaats achterop mijn Honda wave 125i. De vering kreunde, waarschijnlijk slechts berekend op Aziatische pluimgewichten. Het evenwicht moest meermaals gecorrigeerd doch uiteindelijk bleven we overeind en deed de Honda datgene waarvoor hij uiteindelijk aangekocht was, namelijk rijden.
Dichtbij het wereldse consumptiepretpark Tesco Lotus (Thaise supermarktketen) ligt Wat Nantaram. De wihan (het centrale gebouw) is er volkedig opgetrokjen in teakhout, ja zelfs de dakpannen! Je ziet de tempel op de foto bovenaan achter de brede torso van mijn gewillig poserende vriend Eddy.
Ik bracht hem hier heen om verscheidene redenen. Wat Nantaram staat redelijk bovenaan mijn favoriete plekjes in Chiang Kham, dat sowieso. EN, Het is het decor geweest van mijn tweede jeugdboek (versch. 2003) EN er staan zes prachtige COUROUPITA GUIANENSIS exemplaren. Lees het nog eens: couroupita guianensis, ligt lekker in de mond hee. Ikzelf krijg het niet gememoriseerd. Daarom lijkt het me beter de niet-Latijnse benamingen te vermelden: the Canonball tree, of in onze eigen moerstaal: de kanonskogelboom.


op zoek naar zijn wortels


Het blijft voor mij een raadsel waarom mijn favoriete tempel er maar liefst zes exemplaren bezit binnen de tempelmuren. De reden waarom hij zo vaak wordt aangeplant bij boeddhistische tempels is dit minder. Het is zelfs vrij voor de hand liggend. Volgens de legende immers, zag prins Siddhartha Gautama de toekomstige Boeddha, het levenslicht onder dergelijke boom.


De boeddhistische jaartelling start trouwens niet zoals de Westerse (geboorte van Christus) met de geboorte maar met het sterftejaar 2 558 jaar geleden van Boeddha. Dat overlijden situeerde zich oh wonder!... volgens de legende... ook onder een Courouptia guianensis.
Het wonderlijke van de hele zaak is dat hij, de boom dus, eigenlijk ooprspronkelijk van Zuid- en Midden-Amerika afkomstig blijkt te zijn. Meer bepaald het amazonebekken ter hoogte van Suriname en Guyana. Sommige botanici beweren dan weer dat de boom wel degelijk van origine uit het Indische subcontinent is.




Dan wil een mens iets meer te weten komen over bomen en struiken en dan maken die plantkundigen er een dergelijk zootje van. Ik stel voor dat de kwestie voor eens en voor altijd wordt opgeklaard door de speurders van *Spoorloos* van het KRO-programma op Ned. 1. Die zijn daar namelijk heel goed in. Of stamboomonderzoekers (genealogen), dat kan ook natuurlijk. Geef hen een stam en een paar takken en ze leggen in een vingerknip je wortels bloot.



Om de verwarring nog groter te maken beweert men dat het niet de couroupita guianensis is waaronder Boeddha stierf maar de shorea robusta. Mij maakt het niet meer uit. Hem waarschijnlijk ook niet want hij is er al 2558 jaar niet meer. Ga vooral niet in discussie met thaise monniken over dit heikel onderwerp want dat ligt nogal gevoelig. Hebben ze in Wat Nantaram zes joekels van bomen staan en die zouden, nou ja enkel mooie bloemen en kanonskogels dragen.
IK GA HET HEN IN GEEN GEVAL VERTELLEN!

De ficus religiosa breng ik in een volgend verhaal in jullie leven.











donderdag 22 januari 2015

Hawaïaanse heuprokjes en Thaise tempels



Eilandjes van rust zijn het. Pal in het centrum gelegen dichtbij potentiële tempelbezoekers. Waar in een kolkende samenleving stilstand achteruitgang betekent. Waar auto’s en motorfietsen voorbijrazen. Waar groepjes kinderen zich joelend schoolwaarts begeven. Waar het handeldrijvend gild zich geen rust gunt vooraleer alle koopwaar aan de man is gebracht. Waar dronkaards hun dagen zin geven door het gezinsbudget te verbrassen. Daar, vooral daar vind je de Thaise tempels. In Chiang Kham, provincie Phayao is dit niet anders.

In het prille begin, toen ik nog een groentje was, een onbeschreven blad, een leek in de Thailandkundologie, waren tempelbezoeken een verplicht nummertje. Gelegenheidstoeristen zullen dit op dezelfde wijze ervaren.

“Nee, weeral een tempel en we hebben er vandaag al drie bezocht!”, hoorde ik ooit een Franse toeriste uitroepen die uit een touringbus stapte aan de Wat Phra Sing in Chiangmai. Reisagentschappen begrijpen niet dat dit voor de meeste westerse toeristen een ware beproeving is. Dat zijn onze kathedralen trouwens ook voor de doorsnee Japanner of Chinees op bezoek in Europa.

het boeddhabeeld bleef minzaam kijken

Maar doorsnee zijn gastauteurs van Dick’s blog natuurlijk niet. En gezien dit mijn verhaal is ga ik het vooral over mezelf hebben. Kort samengevat: mijn oorspronkelijk houding ten opzichte van thaise tempels is drastisch gewijzigd. “O ja, verklaar”, hoor ik u denken.
Meestal vergezelde ik Siriwan die een monnik wilde opzoeken om raad te vragen of zo. Het gebeurde ook wel dat ze een gift deed. Dat kon een sommetje geld zijn of een mand met etenswaren. Ik nam dan naast haar plaats en imiteerde haar handelingen. Op de knieën vooroverbuigend met de handen uitgestrekt, drie maal en dan werd de schaal met de gift aan de monnik aangeboden. Dan schakelden we over in een zijdelingse zithouding en luisterden naar de gebeden. Die gebeden duurden altijd te lang. Ik smeekte dan in stilte dat hij er eindelijk mee zou ophouden, het had nu wel lang genoeg geduurd. De bloedtoevoer naar een been was inmiddels afgesneden, ik kreeg een stekende pijnscheut ter hoogte van mijn heupgewricht, mijn lage rugpijn stak de kop weer op….  Smeekbeden in het Nederlands, ook al zijn ze oprecht worden blijkbaar niet begrepen in het plaatselijke tempelmilieu. De boeddhabeelden op de achtergrond bleven minzaam en vriendelijk kijken, dat wel, maar de monnik ging onverstoord door. Na deze marteling, die ik evenwel doorstond zonder bekentenissen af te leggen, kroop ik recht. Kruipen is hier inderdaad het juiste werkwoord want van elegant rechtveren was geen sprake meer en kreunen trachtte ik geluidloos en binnensmonds te doen.

Beelde ik het me in of merkte ik enig sarcasme in de blik van de monnik?

Dergelijke tempelbezoeken heb ik vrij lang met beperkt gemor doorstaan.




Doch langzaam begon ik een strategie te ontwikkelen in het ontlopen van deze marteling. “Ga jij alvast maar naar binnen schat ik kom zo”. Dan ging ik de tempeltuin grondig verkennen zoals dat heet. Diegenen onder jullie die tempeltuinen frequenteren zullen het met mij eens zijn. Ze zijn meestal goed verzorgd, de hegjes geschoren,  de grasparkjes kort gehouden, nauwelijks dorre bladeren. Ik heb nog steeds geen idee of dit gebeurt door devote parochianen,  toegewijde monniken of gedrilde novicen in opleiding. 
Het viel me vrij snel op dat er een zekere filosofie moest schuilen achter de aanplantingen. 

Welke bomen,  struiken staan vrijwel altijd op het lijstje van elke tempeltuinontwerper? 
Vandaag wil ik het hebben over de frangipani. 



"die horen thuis bij tempels,  in eigen tuin brengen ze ongeluk"


De plumeria of  frangipani (lilawadie in het thais) Vind ik persoonlijk een vrij lelijke struik met kale (een groot deel van het jaar vrijwel bladloos),  grijsachtige,  knobbelige stam en zijtakken. Heeft iets kandelaarachtigs...  maar de bloemen, de bloemen dames  en heren,  Oh die bloemen zijn betoverend mooi!  


Iedereen kent ze,  u vast ook wel.   In reclamespotjes die een paradijselijke tropensfeer willen oproepen met Hawaïaanse schonen die verleidelijke heupwiegdansjes uitvoeren.  Dan prijkt er,  daar kan u gif op nemen,  een frangipanibloem  achter een lieflijk oor.  Aha,  u heeft dit nooit opgemerkt! Dan verdenk ik u ervan een ander soort natuurliefhebber te zijn.  Dan hebt u gebiologeerd,  sommigen gehypnotiseerd,  zitten kijken naar het licht welvende buikje boven het strooien heuprokje en enkel oog gehad voor de rest van de fijne vleeswaren. 

Ikzelf daarentegen,  denk ik mij toch te kunnen herinneren, spurtte dan als een wervelwind naar de bibliotheek om mij te verdiepen in botanische naslagwerken. 
Toen ik Siriwan voorstelde enkele plumerias in onze eigen tuin aan te planten vond ze dit allerminst een goed idee.  Die horen thuis bij tempels,  in de eigen tuin brengen ze ongeluk. 
Daar had je het weer het alomtegenwoordige,  schijnbaar onuitroeibaar bijgeloof.  En inderdaad las ik ergens dat de plumeria (meer dan 300 variëteiten)  ook de Temple tree wordt genoemd. Verder vernam ik dat men niet enkel Lilawadie gebruikt als thaise benaming maar ook "ton lanthom". Het woord "ranthom" betekent zoveel als "kwelling,  lijden".  Dichtbij een tempel,  ingebed in de heilige sfeer van monnikengebeden en - gezang worden zulke gekwelde struiken vast wel bevrijd van hun lijden. 
Volgens het lokale bijgeloof in de regio Zuid-Oost Azië zijn Plumeria schuilplaatsen van geesten en demonen.  Meer nog,  de geur wordt in Malaysia geassocieerd met 
de vampier Pontianak (ik ken hem niet persoonlijk). 


 : ze behoren tot de familie der apocynaceae,  en nu komt het de MAAGDENPALMACHTIGEN.  U begrijpt dat je als thaise monnik niet beter omringd kan zijn. 

De Latijnse benaming Plumeria werd gegeven ter ere van de Franse botanicus Charles Plumier. Frangipani is de naam van een Italiaanse markies uit de 17de eeuw. Hij was vooral geinteresseerd in de geurstoffen die plumeriasoorten plegen af te scheiden. 
Dat brengt me op het idee om het later eens uitvoerig te hebben over tropische planten en bloemen met geurtjes... en  de basis vormen van de parfumindustrie. 
Maar eerst volgen er nog twee uit het tempeltuinassortiment: een religieuze ficus en een kanonballenboom. 

donderdag 8 januari 2015

de bijenverleider




                                           Naam tok Phu Sang

 



Naam (water) tok (vallen) Phu Sang... u begrijpt het al, ik wil het even hebben over the Phu Sang Falls. Niet zo hoog (15 meter) maar wel bijzonder. Dit is zo een plek waar thaise mensen graag komen picknicken op vrije dagen. Bijna 22 jaar geleden kwam ik er voor het eerst en gisteren heus niet voor het laatst.



een farang beetnemen

 



Een kleine anekdote uit dat verleden wil ik jullie toch niet onthouden. Vlak na ons huwelijksfeest, dus vlak nadat het hele terrein weer netjes was opgeruimd door familie en buren was het moment ter ontspanning aangebroken. Een drietal pick-ups werden volgeladen en de 16 kilometer langer rit aangevat. Natuurlijk kon niet iedereen in de bestuurderscabine maar dat is in Thailand sowieso geen groot probleem. Dan neem je gewoon zij-aan-zij plaats in de open laadruimte. Mijn kersverse bruid Siriwan liet me instappen naast mijn kersverse zwager Sarit. Zijzelf wikkelde zich in een groot laken want welke thaise vrouw wil een donkere huid, pale is beautifull, ja toch? Ik zat dus naast de zwijgzame Sarit die nauwelijks een woord Engels sprak te verlangen dat de rit niet te lang zou duren. Genieten van het prachtige landschap dan maar. Het was een gejoel van jewelste toen het kleine konvooi arriveerde bij de waterval. De laadbak van onze pick-up was inmiddels leeg… of toch niet, nee niet helemaal, er zat nog een gestalte gehuld in een groot laken. Ik zag aan het volume van de lichaamsvorm dat het niet Siriwan kon zijn. De omstaanders maakten me met gebaren duidelijk dat het de bedoeling was dat ik “haar” uit de laadruimte moest tillen. Ik nam haar beet en toen iedereen begon te gillen en te lachen wist ik het zeker. Ze hadden het zwaarste meisje uit de familie uitgekozen, een nichtje van Siriwan.  Tweeëntwintig jaar geleden was dit 70 kilo zware meisje geen probleem en ik droeg haar de picknickweide op. De rest van de namiddag bracht ik in kleermakerszit door in het gezelschap van de uitgelaten bende. Spijtig genoeg begreep ik geen jota van de levendige gesprekken. Het werd nog een hele lange weg naar het armtierig bescheiden mondje thais dat ik nu beheers.






Ontelbare jaren later werd Phu Sang waterfalls opnieuw het decor van een gezellige namiddag. Een collectieve feestdag was het en tientallen groepjes mensen zaten onder schaduwrijke bomen te genieten van mekaars gezelschap. Vanzelfsprekend horen hier lekkere hapjes bij.

Veel voorbereiding vergt dat niet want je kan de lekkerste hapjes ter plaatse kopen. 



De handelaars weten heus wel waar en hoe ze zaken kunnen doen en toveren in een mum van tijd onweerstaanbare lekkernijen tevoorschijn. De geur van gebakken vis, knapperige worstjes, kippenvleugeltjes you name it... Voor een prikje ben je aan het smullen. De borden leveren zij en de vaat hoef je ook al niet te doen. De aanvoer gebeurt met rijdende eetstalletjes (motorbike met zijspan waarop het kraampje gemonteerd staat) en als de voorraad op is rijden ze een volgende lading halen.









De kinderen spelen in het water van de brede beek waarin de waterval uitmondt. Enkele warmwaterbronnen boven in de jungle zorgen ervoor dat het water voortdurend minstens 35 graden warm is. De streek is vulkanisch, vandaar. Ik liet de groep achter na de maaltijd en trok op verkenning uit. Bomenfreak als ik ben wilde ik enkele prachtige exemplaren fotograferen. Een boom links naast de waterval fascineert me reeds lang. Het is een reus met gigantische afmetingen (hetgeen je met reuzen nog al eens hebt).


Ik wil al jaren weten welk soort boom dit is. Eenmaal je de naam kent kan je op zoek gaan naar gegevens en wetenswaardigheden.  


Ton nie cheu ton joean pheung, vertelde de parkwachter me. Ik had mijn stoute schoe… sandalen aangetrokken en hem eenvoudigweg de vraag gesteld. Letterlijk vertaald is dit “de boom die bijen verleid”. Leek me logisch afgaand op het feit dat er tal van enorme bijennesten in hingen.

Ik vroeg hem dit in het thais te noteren want dan kon ik echt aan de slag. Later die dag zocht ik het op. Gewoon googlen met ต้นยวนผึ้ง (schoonzus heeft thais keyboard). Het aha erlebnis krijg je wanneer je de Latijnse naam ziet verschijnen.
De KOOMPASSIA EXCELSA TAUB of tualang tree trekt de giant honney bees APIS DORSATA aan. Waarom denk ik dan?

 

beeronvriendelijke eigenschappen



Iets verder lees je dat er mogelijke verklaringen zijn. De takken zijn heel hoog aangebracht en de bast van de boom is spekglad.  De Aziatische honingbeer kan er dus onmogelijk in klimmen begrijp je dan, waardoor de giant honney bees dit in de loop van de evolutie een interessant plekje zijn gaan vinden. Zo van “kijk ons hier hangen en je kan er lekker niet bij!”


Een "bij"komend aspect is dat - in streken waar de honing van de apis dorsata wel wordt geoogst – men niet geneigd is hem te kappen. Een beetje zoals wij er tegenop  kijken om de kip met gouden eieren te slachten.
Koompassia heeft geen compassie (medelijden) met kevers die gaatjes willen boren in zijn bast. Deze super defensieve boom scheidt dan namelijk een dodelijk hars af.


Ergens anders op het wereldwijde web verneem je dat er regio’s zijn in Thailand waar men de honing onberoerd laat hangen omdat er geesten in de boom zouden schuilen.


Een collega bij de stad Genk (met jarenlange tropenervaring) vertelde me ooit dat bijgeloof dikwijls zijn ontstaan kent of het gevolg is van dergelijke toestanden. In het verleden zal er wel iemand geprobeerd hebben om de honing te oogsten en het met de dood bekocht hebben... uit de boom gevallen (wegens de gladheid van de schors) of aangevallen door de een zwerm agressieve bijen. Daarna onstonden de verhalen over boomgeesten spontaan en de angst hiervoor weerhield hen dwaze dingen te gaan doen zodat de nesten voor altijd onverstoord kunnen blijven hangen. 





In Borneo zou de hoogste tualang tree 85 m. meten. Overal bovenuit (lat. Excelsa) stekend met een kruin vol geesten en reuzebijen is het niet te verwonderen dat hij mijn aandacht trok. Een ding weet ik heel zeker. Imker worden in Thailand is een ideetje dat ik vooralsnog niet in mijn lijstje "nog te verwezenlijken " opneem. 








Stassen Roger